Over Romulus en Remus (2)

Zo groeiden de tweelingen bij de herder op en zij werden door iedereen gehouden voor de zonen van de herder. Toevallig leefden zij in de streek, waar de grootvader van de tweelingen Numitor woonde. Reeds waren Romulus en Remus - want zo werden de tweelingen genoemd - jonge mannen en zij overtroffen de andere jongemannen van de streek ver met / in moed en kracht.
Toen gebeurde het toevallig, dat zij wegens een brutale daad werden opgepakt en naar de rechter van de streek werden geleid [eig. praesens): Romulus wist te ontsnappen, maar Remus is voor de rechter geleid. De rechter was ... Numitor, dat wil zeggen de grootvader van Remus, maar nog niet wetend, dat zijn kleinzoons in leven waren.
Terstond onder de indruk van het koninklijke uiterlijk van de jonge man en de gelijkenis van het gezicht, vraagt Numitor zijn naam en de naam van z´n vader. Dan beveelt hij, dat Faustulus bij hem geroepen wordt en, nadat die gekomen is, vraagt hij: "Ben jij werkelijk de vader van deze jonge man?" Zonder enige vrees onthult Faustulus de hele zaak: dat hij twee kinderen, in een mandje te vondeling gelegd, gevonden had aan de oever van de Tiber en naar huis had gedragen en als zijn eigen kinderen had opgevoed, omdat hij zelf geen kinderen had (sit is eig. praes.).
Numitor laat daarna ook Romulus komen en kort daarna (h)erkent de grootvader zijn kleinzonen. Dan wordt er een samenzwering gesmeed, opdat Numitor in het wettig koningschap wordt hersteld en Amulius een rechtvaardige straf krijgt (lett. over Amulius een rechtvaardige straf wordt genomen). In de stilte van de nacht haasten de tweelingen zich met enkele vrienden naar Alba en dringen door in het paleis en vermoorden Amulius.

 

Lees de oorspronkelijke tekst van Livius! (Latijn en Nederlands) [opent in nieuw venster]