Correctie Les 41

Oefening 1

1. Me hanc portam claudere iubet:
Hij beveelt mij deze poort te sluiten / dat ik deze poort sluit.
2. Dux milites pugnare non vetabit:
De aanvoerder zal de soldaten niet verbieden te vechten / zal niet verbieden dat de soldaten vechten.
3. Poeta puellas rosas carpere sinit:
De dichter laat de meisjes rozen plukken / staat toe dat de meisjes rozen plukken.
4. Eos de isto muro desilire vidimus:
Wij zagen hen van die muur afspringen / dat zij van die muur afsprongen.
5. Eum ianuam aperire audiebamus:
Wij hoorden hem de deur openen / dat hij de deur opende.
6. Hiemem appropinquare sentimus:
Wij voelen de winter naderen / merken dat de winter nadert.
7. Quis nos in illam regionem contendere vetabit?
Wie zal ons verbieden naar die streek te marcheren? / zal verbieden dat wij naar die streek marcheren?
8. Consul socios iubet ad signa convenire:
De consul beveelt de bondgenoten naar de tekens bijeen te komen / dat de bondgenoten naar de tekens bijeen komen.
9. Magnum equitum numerum a Campo Martio venire videtis:
Jullie zien een groot aantal ruiters van het Marsveld komen / dat een groot aantal ruiters van het Marsveld komt.

Oefening 2

1. Credo eum epistulam scribere:
Ik geloof, dat hij een brief aan het schrijven is.
2. Credo eum epistulam scripsisse:
Ik geloof, dat hij een brief heeft geschreven.
3. Credo eum epistulam scripturum esse:
Ik geloof, dat hij een brief zal schrijven.
4. Probo epistulam nunc scribi:
Ik keur goed, dat de brief nu geschreven wordt.
5. Probo epistulam iam scriptam esse:
Ik keur goed, dat de brief al geschreven is.
6. Probo epistulam mox scriptum iri:
Ik keur goed, dat de brief spoedig geschreven zal worden.
7. Nuntiant nostros magnam victoriam reportavisse:
Zij berichten, dat de onzen een grote overwinning hebben behaald.
8. Praetor dicit custodes pigros punitum iri:
De praetor zegt, dat luie wachters gestraft zullen worden.
9. Gaudemus solem tam calidum fuisse:
Wij zijn blij, dat de zon zo warm was.
10. Dolebat pedites nondum venisse:
Hij betreurde, dat de voetsoldaten nog niet gekomen waren.
11. Desperamus oppidum mox oppugnatum iri:
Wij wanhopen eraan, dat de stad spoedig zal worden ingenomen.
12. Legimus apud Homerum Troiam a Graecis decem annos oppugnatam esse.
Wij lezen bij Homerus, dat Troje door de Grieken tien jaren is belegerd.
13. Promittimus nos mox in patriam reventuros esse:
Wij beloven, dat wij spoedig naar het vaderland zullen terugkeren.
14. Non credimus te ducem nostrum cras in Foro visurum esse:
Wij geloven niet, dat jij onze aanvoerder morgen op het Forum zal zien.
15. Negant magnam victoriam reportatam esse:
Zij ontkennen, dat er een grote overwinning is behaald.

Oefening 3

1. Constat te heri in templo Iunonis fuisse:
Het staat vast, dat ij gisteren in de tempel van Juno was / bent geweest.
2. Apparebat portas a custodibus iam clausas esse:
Het bleek, dat de poorten door de wachters al gesloten waren.
3. Pueros studere neque semper ludere decet:
Het past, dat kinderen studeren en niet altijd spelen.
4. Necesse est nos legibus civitatis oboedire:
Het is noodzakelijk, dat wij de wetten van de staat gehoorzamen.
5. Iuvat me te utrumque librum mox empturum esse:
Het doet me plezier, dat jij beide boeken spoedig zult kopen.
6. Fama erat Saguntum a Poenis iam oppugnari:
Het gerucht ging, dat Saguntum al werd belegerd door de Carthagers.
7. Eum villam suam vendere aliamque emere necesse est:
Hij moet zijn landhuis verkopen en een ander kopen.
8. Satis est te semel peccavisse:
Het is genoeg, dat ij eenmaal een fout hebt gemaakt.
9. Verum non est castra Romana ab Hannibale iam expugnata esse:
Het is niet waar, dat het Romeinse kamp al door Hannibal is veroverd.
10. Refert discipulos linguam Latinam discere:
Het is van belang, dat de leerlingen de Latijnse taal leren.
11. Fama est ab hoc praetore multa scelera commissa esse:
Het gerucht gaat, dat door deze praetor vele misdaden zijn gepleegd.
12. Dedecet te morbum simulavisse neque in schola fuisse:
Het is een schande, dat jij een ziekte hebt voorgewend en niet op school bent geweest.