Correctie Les 36

Oefening 2

1. in horto eius magnum herbarum numerum videramus:
In zijn / haar tuin hadden wij een groot aantal kruiden gezien.
2. cum iis nuper ab legato nostro pugnatum est:
Met hen is (werd) onlangs door onze onderbevelhebber gevochten.
3. ei soli epistula a nobis scripta est:
Voor hem / haar alleen is de brief door ons geschreven.
4. ea tantum mala carpsimus, quae matura erant:
Wij hebben alleen maar die appels geplukt, die rijp waren.
5. a nobis venistis et ad villam eius ambulavistis:
Jullie kwamen van ons en jullie wandelden naar zijn / haar landhuis.
6. id, quod dicis, verum non est:
Dat wat je zegt is niet waar.
7. cum ea Romam visere mihi in animo est:
Ik ben van plan met haar Rome te bezoeken.
8. post meum eiusque hortum ager est:
Achter mijn en zijn / haar tuin is een akker.
9. eorum agri ab iratis sociis nostris vastati erant:
Hun akkers waren door onze boze bondgenoten verwoest.
10. Romani castra iam moverant; id nobis ab oppidanis nuntiatum est:
De Romeinen hadden hun kamp al opgebroken; dit is (werd) ons bericht door de stedelingen.
11. is vir, quem heri in foro vidisti, avunculus meus est:
Die man, die je gisteren op het forum hebt gezien, is mijn oom.
12. ira earum in nos magna erat:
De woede van die vrouwen / Hun (vrl.) woede op ons was groot.
13. satis frumenti iis non fuerat:
Er was voor hen niet voldoende graan geweest.
14. eum hortum, qui ante eorum villam est, multis rosis ornavimus:
Die tuin, die voor hun landhuis ligt, hebben wij met veel rozen versierd.
15. neutrum eorum Romam mittemus:
Wij zullen geen van hen beiden naar Rome sturen.
16. folia aspero autumni vento moventur; ea cadere videmus:
De bladeren worden bewogen / bewegen door de gure herfstwind; wij zien ze vallen.
17. de eo poeta claro, cuius librum legis, magister noster nobis narravit:
Over die beroemde dichter, wiens boek jij leest / van wie je een boek leest, heeft onze meester ons verteld.

 

Latijn in het Nederlands

1. dixi: Ik heb gezegd = Ik ben klaar met spreken.
2. ipse dixit: Hij heeft het zelf gezegd. [bij de verwijzing naar een persoon als hoogste autoriteit: zo verwees men in de Middeleeuwen naar Aristoteles: hij heeft het zelf gezegd!]
3. id est: dit is ... = dwz.
4. ora pro nobis: Bid voor ons.
5. te deum (laudamus): Wij prijzen U (als) God. (Gezang).
6. vade mecum: Ga met mij mee. (vademecum) (beknopte handleiding).
7. bis dat qui cito dat: Hij die / Wie snel geeft, geeft twee keer.
8. de profundis clamo: Vanuit de diepten roep ik. (psalm 130).
9. dum spiro spero: Zo lang ik adem, heb ik hoop. (Gomarus).
10. ignoramus et ignorabimus: Wij weten (het) niet en wij zullen niet weten.
11. peccavi: Ik heb gezondigd.
12. probatum est: Het is goedgekeurd.
13. quo vadis, domine? Waar gaat u heen, heer? (Petrus)
14. vae victis! (Brennus) Wee de overwonnenen!
15. veni, vidi, vici! (Caesar) Ik kwam, ik zg, ik overwon!
16. verba volant, scripta manent: Woorden vliegen weg, het geschrevene blijft.
17. soli deo gloria: Alleen voor God glorie!
18. gloria in excelsis deo: Glorie in den hoge voor God (Gezang).
19. dominus vobiscum: De heer (zij) met jullie.
20. hodie mihi, cras tibi: Heden ik, morgen gij (eig. voor mij, voor jou) (grafschrift).
21. et tu, Brute: Jij ook, Brutus! (Caesar)!
22. inter nos: Onder ons.
23. loco citato: Op de (eerder) geciteerde / aangehaalde plaats (in de tekst) (l.c.).
24. multum, non multa: Kwaliteit, geen kwantiteit (Lett. Zeer, niet veel)