Oefening 1 :

1. potueras: jij had gekund: 2e ev. plqpf. act.
2. victi erant: zij waren overwonnen: 3e mv. plqpf. pass.
3. dederamus: wij hadden gegeven: 1e mv. plqpf. act.
4. venietur: er zal gekomen worden / men zal komen: 3e ev. fut. pass.
5. missa eram: ik was gestuurd: 1e ev. plqpf. pass. (vrl.)
6. visa eras: jij was gezien: 2e ev. plqpf. pass.
7. mansum erat: het / er / men was gebleven: 3e ev. plqpf. pass.
8. luseratis: jullie hadden gespeeld: 2e mv. plqpf. act.
9. deletum erat: het was verwoest: 3e ev. plqpf. pass.
10. contenditur: er wordt gemarcheerd / gestreden: 3e ev. praes. pass.
11. hauseram: ik had geschept / geput: 1e ev. plqpf. act.
12. fueratis: jullie waren geweest: 2e mv. plqpf. van esse
13. ceciderat: hij was gevallen: 3e ev. plqpf. act.
14. moti eramus: wij waren bewogen / ontroerd: 1e mv. plqpf. pass.
15. manserant: zij waren gebleven: 3e mv. plqpf. act.
16. lusum est: er is gespeeld: 3e ev. perf. pass.
17. ducti eratis: jullie waren geleid: 2e mv. plqpf. pass.
18. veneras: jij was gekomen: 2e ev. plqpf. act.
19. contenderam: ik had mij gehaast / gemarcheerd / gestreden:
1e ev. plqpf. act.
20. fueramus: wij waren geweest: 1e mv. plqpf. van esse
21. scripserant: zij hadden geschreven: 3e mv. plqpf. act.
22. emptum erat: het / er was gekocht: 3e ev. plqpf. pass.
23. ventum erat: men / er was gekomen: 3e ev. plqpf. pass.
24. consuluerat: hij had geraadpleegd: 3e ev. plqpf. act.
25. discitur: het / er wordt geleerd: 3e ev. praes. pass.
26. reppererat: hij had gevonden: 3e ev. plqpf. act.
27. ludebatur: er werd gespeeld: 3e ev. imperf. pass.
28. ducta eras: jij was geleid: 2e ev. plqpf pass. (vrl.)
29. potuerat: hij had gekund: 3e ev. plqpf. act.
30. aperueratis: jullie hadden geopend: 2e mv. plqpf. act.
31. appropinquaverat: hij had genaderd: 3e ev. plqpf. act.
32. amata eras: jij was bemind: 2e ev. plqpf. pass. (vrl.)
33. pugnatum est: er is gevochten: 3e ev. perf. pass.
34. manebitur: er zal gebleven worden / men zal blijven: 3e ev. fut. pass.
35. clauseratis: jullie hadden gesloten: 2e mv. plqpf. act.

Oefening 2 :

1. Castra iam mota erant: Het legerkamp was al opgebroken.
2. Pecunia ab avunculo data erat: Het geld was door oom gegeven.
3. Vestigia ferae in harena visa sunt:
De sporen van het wilde dier zijn in het zand gezien.
4. Copiae in castra reductae sunt: De troepen zijn naar het kamp teruggeleid.
5. Verba poetae a femina audita sunt:
De woorden van de dichter zijn door de vrouw gehoord.
6. Oppidum a Belgis deletum erat: De stad was door de Belgen verwoest.
7. Statuae deorum a poeta filiae monstratae erant:
De standbeelden van de goden waren door de dichter aan de dochter getoond.
8. Radiis lunae tecta aedificiorum illustrata erant:
Door de stralen van de maan waren de daken van de gebouwen verlicht.
9. Postquam portae apertae sunt, copiae oppidum nostrum intraverant:
Nadat de poorten geopend waren, waren de troepen onze stad binnengegaan.
(Na postquam volgt altijd een perf; in het Nederlands moet je doorgaans een v.v.t. gebruiken.)
10. Copiae gladiis armatae sub murum castrorum venerant:
Met zwaarden bewapende troepen waren onder de muur van het kamp gekomen.
11. Verba a magistro dicta memoria tenere non potueram:
De woorden, die door de meester gezegd waren, had ik niet kunnen onthouden.
12. Casa ab avo meo empta parva sed amoena est:
Het huisje, dat door mijn opa is gekocht, is klein maar liefelijk.