Correctie Les 2

Oefening 1

1. zij moeten / zijn verschuldigd
2. hij / zij / het bevalt / doet plezier
3. jullie maken bang / verschrikken
4. jij vreest / bent bang
5. zien
6. ik heb
7. wij zijn gezond
8. jij moet / bent verschuldigd
9. wij maken bang / verschrikken
10. bevallen / plezier doen
11. zij vrezen / zijn bang
12. jullie hebben
13. hij zwijgt
14. ik ben gezond
15. jij ziet
16. wij moeten / zijn verschuldigd

Oefening 2

1. habemus
2. taces
3. videt
4. valeo
5. debetis
6. timent