Correctie Les 94

Oefening 1 :

1. Uri neque homini neque ferae, quam conspexerunt, parcunt.
    Oerossen ontzien noch een mens, noch een wild dier, dat ze hebben gezien.
    homini en ferae: aanvullingen bij parcunt: parcere krijgt een aanvulling in de dativus (adject).
2. Legati virtuti militum non satis credentes proelium cavebant.
    Omdat de onderbevelhebbers niet voldoende vertrouwden op de moed van de soldaten keken ze goed uit voor een gevecht.
    virtuti: aanvulling bij credentes: credere krijgt een aanvulling in de dativus (adject).
3. Viatori omnibus rebus exuto vulneratoque medicus consulebat medebaturque.
    Een arts zorgde voor de reiziger, die van al zijn bezit was beroofd en gewond was, en genas hem.
    viatori: aanvulling bij consulebat; consulere in de betekenis van zorgen voor krijgt een aanvulling in de dativus. exuto vulnerato: congrueren met viatori.
4. Ex oppido Novioduno legati ad Caesarem venerunt oratum, ut sibi ignosceret suaeque vitae consuleret.
    Uit de stad Noviodunum kwamen gezanten naar Caesar om te vragen, dat hij hen zou vergeven en zou zorgen voor zijn eigen leven.
    sibi: aanvulling bij ignosceret.
    suae vitae: aanvulling bij consuleret.
5. Tam deest avaro quod habet quam quod non habet.
    Net zo zeer ontbreekt het de gierigaard aan dat wat hij heeft als aan dat wat hij niet heeft.
    avaro: adject bij deest.
6. Vercingetorix summae diligentiae summam imperii severitatem addit.
    Vercingetorix voegt de grootste strengheid van macht toe aan de grootste nauwgezetheid.
    summae diligentiae: adject bij addit (severitatem is object).
7. Germanos a parvis labori ac duritiae studere apud Caesarem legimus.
    Bij Caesar lezen we, dat de Germanen van jongs af aan trainen op inspanning en hardheid.
    labori en duritiae: adject bij studere.
8. Syphax Masinissae bellum infert eumque primo certamine fundit fugatque.
    Syphax verklaart Masinissa de oorlog en verslaat hem in het eerste gevecht en jaagt hem op de vlucht.
    Masinissae: adject bij infert (bellum is object).
9. Minus ex crastino die pendebis, si hodierno manum inieceris.
    Je zal minder afhankelijk zijn van de dag van morgen, als je je hand werpt (= begint met aanpakken) in vandaag.
    hodierno: adject bij inieceris (manum is object) (inieceris is futex.)
10. Ex eo quaesivi, cur mihi diffideret tibique faveret.
      Ik vroeg aan hem, waarom hij mij niet vertrouwde en jou steunde.
      mihi: aanvulling bij diffideret; tibi: aanvulling bij faveret.
11. Huix crudeli tyranno ne ab ullo invideatur!
      Niemand moet jaloers zijn op deze wrede tiran!
      Huic crudeli tyranno: aanvulling bij invideatur (coni. adhortativus)
      (Letterlijk: Er moet niet jaloers worden gekeken door iemand naar deze wrede tiran!)
12. Omnibus modis huic rei studendum est, ut hostes pabulatione et commeatu prohibeantur.
      Op alle (mogelijke) manieren moet men hier zijn best voor doen, dat de vijanden fouragering (voer voor paarden) en proviandering (voedsel voor soldaten) onmogelijk wordt gemaakt.
      huic rei: aanvulling bij studendum est.
13. Ut erat iracundus irae temperare non potuit.
      Opvliegend als hij was kon hij zijn woede niet inhouden.
      irae: aanvulling bij temperare, dat in de betekenis inhouden gevolgd wordt door de dativus.
14. Dictator exercitum omnem circumdat hostium castris.
      De dictator plaatst het hele leger rondom het kamp van de vijanden.
      castris: tweede aanvulling bij circumdat (eerste aanvulling = object: exercitum omnem).
15. Huic viro serviendo tibi nocebis.
      Door deze man te dienen zul je jezelf schaden.
      Huic viro: aanvulling bij serviendo (gerundium); tibi: aanvulling bij nocebis.

Oefening 2 :

1. Delecti Romani, quibus corpus annis infirmum, ingenium sapientia validum erat, rei publicae consulebant.
    Uitgekozen Romeinen, voor wie het lichaam zwak was door jaren, maar het karakter sterk door wijsheid, zorgden voor de republiek.
    quibus: dativus possessivus; rei publicae: aanvulling bij consulebant.
2. Quid carius esse nobis potest quam patria ac parentes?
    Wat kan ons dierbaarder zijn dan het vaderland en onze ouders?
    nobis: aanvulling bij carius.
3. Arbor ibi, ardua morus, erat, gelido contermina fonti.
    Er was daar een boom, een hoge moerbeiboom, vlak bij een ijskoude bron.
    gelido ... fonti: aanvulling van contermina.
4. Ex regibus populo Romano amicis Hiero, Syracusarum tyrannus, amicissimus erat.
    Van de koningen die vriend waren van het Romeinse volk was Hiero, de tiran van Syracuse, de grootste vriend.
    populo Romano: aanvulling bij amicis (amicis congrueert met regibus).
5. Qui labores atque pericula facile toleraverant, iis otium divitiaeque oneri miseriaeque fuerunt.
    Zij die inspanningen en gevaren makkelijk hadden verdragen, voor hen waren vrije tijd en rijkdom (tot) een last en ellende.
    iis: meewerkend voorwerp; oneri en miseriae: dativi finales.
6. Bituriges orabant, ne Avaricum, pulcherrimam totius Galliae urbem, quae praesidio et ornamento sit civitati, suis manibus incendere cogerentur.
    De Bituriges smeekten, dat ze niet werden gedwongen Avaricum, de mooiste stad van heel Gallia, die voor de gemeenschap (tot) bescherming en (tot) sieraad is, met hun eigen handen in brand te steken.
    praesidio en ornamento: dat. finalis; civitati: meewerkend voorwerp.
7. Haec mihi praedicenda fuerunt, ut recte cetera intellegatis.
    Deze dingen moesten door mij vooraf worden gezegd, opdat jullie de rest goed begrijpen.
    mihi: dativus auctoris (handelende persoon bij gerundivum + esse).
8. Accurrit quidam nomine tantum mihi notus.
    Iemand kwam aanrennen, slechts in naam mij bekend.
    mihi: aanvulling bij notus.
9. Plerumque omnibus Gallis prae magnitudine corporum suorum brevitas Romanorum contemptui est.
    Meestal is bij alle Galliėrs = Bij zo'n beetje alle Galliėrs is wegens de grootheid van hun eigen lichamen de korte gestalte van de Romeinen reden tot verachting.
    contemptui: dativus finalis, hier met reden tot vertaald.
10. Laetissimus Romanis in principio rerum gerendarum adventus fuit Masinissae.
      Voor de Romeinen zeer verheugend in het begin van de militaire acties was de aankomst van Masinissa.
      Romanis: aanvulling bij laetissimus.
11. Tempus novis rebus idoneum esse rati oppidani subito in custodes se iniecerant.
      In de mening dat de tijd geschikt was voor een omwenteling hadden de stedelingen zich plotseling op de bewakers geworpen.
      novis rebus: aanvulling bij idoneum.
12. Iam aderat hostis ad portas, cum repente nostri ex insidiis sociis auxilio veniunt.
      Reeds was de vijand tot bij de poorten, toen plotseling onze mannen uit een hinderlaag de bondgenoten te hulp kwamen.
      sociis: meewerkend voorwerp; auxilio: dativus finalis.
13. Plebs nobilitati infensa orationi seditiosae acclamabat.
      Het volk, de adel vijandig gezind, juichte de oproerige redevoering toe.
      nobilitati: aanvulling bij infensa; orationi seditiosae: aanvulling bij acclamabat.
14. Syphax omnibus, qui bello apti erant, in unum coactis equos arma tela dividit.
      Nadat Syphax allen die geschikt waren voor de oorlog bijeen had gebracht verdeelde hij de paarden, wapens en projectielen.
      bello: aanvulling bij apti.
15. Audita est ex Brenno, rege Gallorum, intoleranda Romanis vox: 'vae victis'.
      Van Brennus, koning van de Galliėrs, is de voor Romeinen onverdragelijke kreet gehoord: 'Wee de overwonnenen.'
      Romanis: aanvulling bij intolerandus; of dativus auctoris (door de Romeinen niet te verdragen).
16. Cava bucina sumitur Tritoni, quae litora omnia voce replet.
      De holle schelp wordt opgenomen door Triton, (de schelp) die alle stranden vult met zijn geluid.
      Tritoni: dativus auctoris.
17. Caesar ab Ariovisto postulavit, ut aliquem locum medium utriusque colloquio deligeret.
      Caesar vroeg aan Ariovistus, dat hij een plek uitkoos in het midden van hen beiden voor een gesprek.
      colloquio: dativus finalis.