Correctie
Les 91
Oefening 1 :
1. defleverunt : 3e mv. perf. act.:
zij beweenden
2. censuissetis : 2e mv. plqpf. act. coni.: jullie hadden
geschat, beoordeeld, gemeend
3. lavaturi : partic. fut. act. (pfa): gen. ev. ml. en
onz. of nom. mv. ml.: zullende wassen
4. tostum erat : 3e ev. plqpf. pass.: het was geroosterd,
verbrand
5. totondisses : 2e ev. plqpf. act. coni.: jij had
geschoren
6. spopondisse : inf. perf. act.: te hebben beloofd
7. abstinete : imperativus mv.: houd(t) weg!
8. obtentum erit : 3e ev. futex. pass.: het zal zijn verkregen
9. crepiturus esse : inf. fut. act.: te zullen kraken,
kletteren, rinkelen, knersen etc
10. canis mordentis : partic. praes. act. (ppa) gen. ev.:
van de bijtende hond
11. linguam docendo : gerundium dat. of abl.: voor / door
het onderwijzen van een taal
12. arbore obstante : partic. praes. act. (ppa) abl. ev.:
een boom die in de weg staat
13. secandi : gerundi(v)um gen.: (van) het snijden
14. ianua crepuerat : 3e ev. plqpf. act.: de deur had
gekraakt
15. persuadebit : 3e ev. fut. act.: hij zal overtuigen
16. ut laetarentur : 3e mv. imperf. coni. pass.
(deponens): opdat zij zich verheugden
17. ad vinum miscendum : gerundivum(constructie) acc. ev.
onz.: om wijn te mengen
18. pocula complenda : gerundivum nom. acc. mv.: bekers
die gevuld moeten worden
19. clamabatur : 3e ev. imperf. pass.: er werd geschreeuwd
20. cubuerunt : 3e mv. perf. act.: zij lagen / sliepen
21. vocaris : 2e ev. praes. pass.: jij wordt geroepen
22. merita es : 2e ev. perf. pass. (deponens) vrl.: jij
hebt verdiend
23. veritus esse : inf. perf. pass. (deponens): te hebben
gevreesd
24. confiteamur : 1e mv. praes. coni. pass. (deponens):
wij bekennen
25. rebamini : 2e mv. imperf. pass. (deponens): jullie
dachten / meenden
Oefening 2 :
1. Si tu et tui valetis, bene est, ego
valeo.
Als jij en de jouwen het goed maken, is
het goed; met mij gaat het goed.
tu, tui en ego:
nomin. subject bij valetis en valeo.
2. Legionibus in naves impositis tuba signum
proficiscendi datum est.
Toen de legioenen waren ingescheept is
met de trompet het teken om te vertrekken gegeven.
naves: acc. na het voorzetsel in:
richting;
signum: nomin. subject bij datum
est.
3. Erat in exercitu Xenophon quidam Atheniensis, qui cum
neque dux neque cohortis alicuius praefectus
neque miles esset, eos comitabatur.
In het leger was een zekere Xenophon
van Athene, die hoewel hij geen aanvoerder noch
bevelhebber van een of ander cohort noch soldaat was, hen
vergezelde.
dux, praefectus, miles:
nomin. naamwoordelijk deel van het gezegde esset.
4. Vercingetorix quoscumque ex civitate adit, ad
suam sententiam perducit.
Alle mannen van de gemeenschap die hij
benaderde bracht Vercingetorix over tot zijn standpunt.
quoscumque: acc. object bij perducit.
5. Cyrus Maeandrum flumen cum traiecisset, per
Phrygiam Colossos venit, in urbem incolis
frequentem.
Toen Cyrus de rivier de Meander had
overgestoken, ging hij door Phrygia naar Colossi, (naar)
een dichtbevolkte stad.
Maeandrum flumen: acc.
object bij traiecisset;
Colossos: acc. van richting;
urbem frequentem:
acc. na het voorzetsel in, dat voor de plaatsnaam
Colossi wordt weggelaten, maar niet voor het zelfstandig
naamwoord urbem: richting.
6. Milites dato signo celeriter ad munitionem perveniunt
eamque transgressi castris potiuntur.
Wanneer het teken is gegeven bereiken
de soldaten snel de verschansing en na die te zijn
overgegaan maken ze zich meester van het kamp.
munitionem: acc. na het voorzetsel ad:
richting;
eam: acc. object bij transgressi.
7. Cras Romam proficiscar, in urbem celeberrimam
totius orbis terrarum.
Morgen zal ik naar Rome vertrekken,
(naar) de beroemdste stad van de hele wereld.
Romam: acc. van richting; urbem
celeberrimam: acc. van richting, aangegeven
door het voorzetsel in.
(Net als in zin 5.)
8. Dolemus iis, quae amisimus.
Wij hebben verdriet over die dingen,
die we hebben verloren.
quae: acc. object bij amisimus.
9. Caesar postquam omnes Belgarum copias ad
se venire vidit, flumen Axonam exercitum
traducere properavit.
Toen Caesar zag, dat alle troepen van
de Belgen naar hem toe kwamen, haastte hij zich het leger
over de rivier de Axona te brengen.
omnes copias: acc.
subject in de (objects)aci van venire;
flumen Axonam: acc. object bij traducere;
exercitum: acc. object bij traducere;
traducere heeft twee aanvullingen in de acc.
10. Nostri hostes impeditos in flumine adgressi magnum
eorum numerum occiderunt.
Onze mannen vielen de
belemmerde vijanden in de rivier aan en doodden een groot
aantal van hen.
magnum numerum:
acc. object bij occiderunt.
11. Postquam domum veni, corpus curavi.
Nadat ik thuis was gekomen
verzorgde ik mijn lichaam.
domum: acc. van
richting; corpus: acc. object bij curavi.
12. Signum Dianae translatum Carthaginem locum
tantum hominesque mutaverat, religionem quidem
pristinam conservabat.
Het beeld van Diana, naar
Carthago overgebracht, had slechts de plaats en de mensen
veranderd, maar het behield zijn oorspronkelijke
heiligheid.
Carthaginem: acc.
van richting;
locum en homines:
acc. object bij mutaverat;
religionem pristinam:
acc. object bij conservabat.
Oefening 3 :
1. Per idem tempus Cn. Servilius Romae consul
creatus est.
Gedurende dezelfde tijd is Gnaeus
servilius in Rome tot consul gekozen.
idem tempus: acc. na
het voorzetsel per: tijdsduur wordt door acc.
uitgedrukt.
2. O suaves epistulas tuas, uno tempore mihi datas
duas!
O wat heerlijk, die brieven van jou,
twee aan mij tegelijkertijd gegeven!
suaves epistulas tuas: acc.
Dit is de acc. exclamationis; bij een
uitroep wordt de acc. gebruikt. (Zie zin 11.)
3. Ennius iram initium dicit insaniae.
Ennius noemt woede het begin van
waanzin.
iram en initium: acc.
object bij dicit.
Het werkwoord dicere in de
betekenis 'noemen' krijgt twee aanvullingen in de acc.
4. Postquam utraque acies instructa est, proelium acre
pugnabant, sed neutri victoriam reportaverunt.
Nadat beide linies waren opgesteld,
vochten zij een fel gevecht, maar geen van beide partijen
behaalde de overwinning.
proelium acre: acc. object bij
pugnabant; het werkwoord 'vechten' is intransitief, dwz.
kan eigenlijk geen object krijgen (je kunt geen fiets
vechten, of een storm, etc), maar 'een gevecht vechten' is
heel goed mogelijk, omdat de betekenis van dit object al
in de betekenis van het werkwoord is vervat. Daarom wordt
een dergelijk object wel 'inwendig object' genoemd.
5. Quia bene de nobis meritus est, a senatu amicus populi
Romani appellatus est.
Aangezien hij zich zo verdienstelijk
heeft gemaakt voor ons, is hij door de senaat vriend van
het Romeinse volk genoemd.
6. Incedebat Apollo vocemque coloremque
longaevo similis.
Apollo schreed voort, in stem en kleur
op een hoogbejaarde gelijkend.
vocem en colorem: acc.
De acc. drukt hier uit in welk opzicht Apollo lijkt op een
bejaarde: acc. respectus.
(Deze functie kan ook [en dat is vaker
het geval] door de abl. vervuld worden.)
7. Reus supplicium timens iudices veritatem celavit.
Omdat de beklaagde de (dood)straf
vreesde, verborg hij de waarheid voor de rechters.
iudices en veritatem:
acc.
Het werkwoord celare krijgt
twee aanvullingen in de acc: iets (acc.) voor iemand
(acc.) verbergen.
8. O te ferreum, qui illius periculis non
movearis!
Ach, je lijkt wel van ijzer, (die
->) dat je niet door zijn gevaren wordt geroerd!
te ferreum: acc.
exclamationis. (Zie zin 2.)
9. Haedui cum ad flumen Ligerim venissent, paucos
dies ibi morati neque flumen transgredi
ausi domum reverterunt.
Toen de Haedui bij de rivier de Ligeris
waren gekomen, bleven ze daar enkele dagen, en toen /
omdat ze de rivier niet durfden over te steken gingen ze
terug naar huis.
flumen Ligerim: acc. na
het voorzetsel ad: richting;
paucos dies: acc. van
tijdsduur;
flumen: acc. object bij transgredi;
domum: acc. van richting.
10. Germani multum ab Gallorum consuetudine
differunt.
De Germanen verschillen
veel van de leefwijze van de Galliėrs.
multum: acc. Je
kunt het woord interpreteren als een acc. respectus (veel
= in veel opzichten), maar wellicht ook als een bijwoord
bij multus: veel = erg, zeer.
11. O rem turpem et ea re miseram!
O, wat een schandalige en
daardoor ellendige affaire!
rem turpem en
miseram: acc. exclamationis.
12. Per duos iam annos vos linguam Latinam
docere conatus sum, sed frustra.
Al twee jaren lang heb ik
geprobeerd om jullie de Latijnse taal te leren, maar
tevergeefs.
vos en linguam
Latinam: acc. objecten bij docere.
Het werkwoord docere krijgt
twee aanvullingen in de acc., iemand (acc.) iets (acc.)
leren.
13. Nostri novissimos hostium adorti et multa
milia passuum persecuti magnam multitudinem eorum
fugientium occiderunt.
Onze mannen vielen de
nieuwste = laatste = achterste = de achterhoede van de
vijanden aan en achtervolgden hen over vele mijlen en
doodden een grote massa van die vluchtenden.
novissimos: acc.
object bij adorti;
multa milia:
acc. van (plaats)ruimte, vergelijkbaar met de acc. van
tijdsruimte als in de zinnen 1 en 9, acc. spatii.
14. Aeneae Venus mater se obvia tulit, nuda genu.
Zijn moeder Venus kwam
Aeneas tegemoet, haar knie(ėn) ontbloot.
genu: acc. respectus
15. Cum eum virum egregium ducerent,
omnium consensu dictator dictus est.
Omdat zij hem als een
uitmuntend man beschouwden is hij met aller instemming tot
dictator benoemd.
eum en virum egregium:
acc. objecten bij ducerent.
Het werkwoord ducere in
de betekenis 'houden voor, beschouwen als' krijgt twee
aanvullingen in de acc.
16. Hic senator a consule sententiam rogatus per
unam horam de re publica verba fecit.
Deze senator, door de
consul om zijn menig gevraagd, maakte gedurende een uur
(een) woorden(vloed) over de republiek / staat.
sententiam: acc.
object bij rogatus;
het werkwoord rogare krijgt
twee aanvullingen in de acc: iemand (acc.) iets (acc.)
vragen;
unam horam:
acc. van tijdsduur, na het voorzetsel per.
17. Suebi maximam partem lacte atque carne vivunt
multumque valent in venationibus.
De Suebi leven voor het
grootste deel van melk en vlees en presteren geweldig bij
jachtpartijen.
maximam partem: acc.
respectus
18. Cum circumspicerent patres quosnam consules
facerent, longe ante alios eminebat C. Claudius Nero.
Toen de vaderen / senatoren
om zich heen keken wie ze toch tot consuls moesten maken,
blonk ver voor (alle) anderen Gaius Claudius Nero uit.
quosnam en consules:
acc. objecten bij facerent;
Het werkwoord facere in
de betekenis iemand (acc.) tot iets (acc.) maken heeft
twee aanvullingen in de acc.
|