Correctie Les 77

Oefening 1 :

1. civium multorum - plurium - plurimorum
    gen. mv.: van veel (mede)burgers - meer - zeer veel, de meeste
2. clamore magno - maiore - maximo
    abl. ev.: met luid geschreeuw - luider - zeer luid, het luidst
3. valetudinem malam - peiorem - pessimam
    acc.ev.: slechte gezondheid - slechtere - zeer slechte, slechtste
4. latroni audaci - audaciori - audacissimo
    dat. ev.: brutale rover - brutalere - zeer brutale, brutaalste
5. frigus ingens - ingentius - ingentissimum
    nom. acc. ev.: enorme kou - enormere - zeer enorme, enormste
6. iudicibus severis - severioribus - severissimis
    dat. abl. mv.: strenge rechters - strengere - zeer strenge, strengste
7. equitem celerem - celeriorem - celerrimum
    acc. ev.: snelle ruiter - snellere - zeer snelle, snelste
8. fontium clarorum - clariorum - clarissimorum
    gen. mv.: heldere bronnen - helderder - zeer heldere, helderste
9. vulnere gravi - graviore - gravissimo
    abl. ev.: door een ernstige wond - ernstiger - zeer ernstige, ernstigste
10. oppida vetera - veteriora - veterrima
      nom. acc. mv.: oude steden - oudere - zeer oude, oudste
11. montium arduorum - magis arduorum - maxime arduorum
      gen. mv.: steile bergen - steilere - zeer steile, steilste
12. leges novae - noviores - novissimae
      nom. mv.: nieuwe wetten - nieuwere - zeer nieuwe, nieuwste (laatste)
13. artes bonas - meliores - optimas
      acc. mv.: goede kunsten - betere - zeer goede, beste
14. salutem facilem - faciliorem - facillimam
      acc. ev.: gemakkelijke redding - makkelijker - zeer makkelijke, gemakkelijkste
15. spe parva - minore - minima
      abl. ev.: met kleine (weinig) hoop - minder - zeer kleine (zeer weinig), kleinste
16. navibus similibus - similioribus - simillimis
      dat. abl. mv.: gelijke schepen - gelijkere - zeer gelijkende, bijna dezelfde
17. impetu vehementi - vehementiore - vehementissimo
      abl. ev.: heftige aanval - heftiger - zeer hevig, hevigste
18. oppidani pauperes - pauperiores - pauperrimi
      nom. mv.: arme stedelingen - armere - zeer arme, armste

Let op: in deze oefening heeft Kox de comparativus steeds op dezelfde manier vertaald, bijvoorbeeld bij veel: meer en bij snel: sneller. Maar vergeet de andere mogelijkheden niet: vrij veel, behoorlijk veel, te veel, vrij snel, behoorlijk snel, te snel, het meest of snelst (van twee).

Oefening 2 :

1. Post meam eiusque villam Tiberis fluit.
    Achter mijn en zijn villa stroomt de Tiber.
    meam: bezittelijk vnw. eius: van is, ea, id (aanwijzend vnw.)
2. Accepi tuas iam tres litteras.
    Ik heb jouw drie brieven al ontvangen.
    tuas: bezittelijk vnw.
3. Eae civitates, quarum fines proximi erant, legatos de pace ad Caesarem miserant.
    Die staten, waarvan het gebied het meest dichtbij was, hadden gezanten over de vrede naar Caesar gestuurd.
    eae: van is, ea, id (aanwijzend vnw.) quarum: relativum.
4. Qui prudens homo aliquid tale dicere poterit?
    Welk verstandig mens zal iets dergelijks kunnen zeggen?
    qui: vragend vnw. aliquid: onbepaald vnw. tale: correlativum
5. Eadem, quae sub rosa audiveram, omnibus vobis nota esse apparet.
    Het blijkt, dat hetzelfde, dat ik onder de roos (=vertrouwelijk) had gehoord, aan jullie allen bekend is.
    quae: relativum vobis: persoonlijk vnw.
6. Cur hoc signum pulcherrimum vendere tibi in animo est?
    Waarom ben je van plan dit prachtige beeld te verkopen?
    hoc: aanwijzend vnw. tibi: persoonlijk vnw.
7. Quid acciderit, ex eo ipso, quem ad te misi, cognosces.
    Wat is gebeurd, zul je van hem zelf die ik naar je toe heb gestuurd vernemen.
    quid: vragend vnw. eo: van is, ea, id (aanwijzend vnw.) quem: relativum te: persoonlijk vnw.
8. Si quid de hac re cognovisti, tacere non debes.
    Als je iets over deze zaak hebt gehoord, moet je niet zwijgen. (quid = aliquid, na het voegwoord si.)
    quid: onbepaald vnw. hac: aanwijzend vnw.
9. Quare ex iis ipsis non quaesivisti, cur tibi auxilium non tulerint?
    Waarom heb je niet aan hen zelf gevraagd, waarom ze jou geen hulp hebben gebracht?
    iis: van is, ea, id (aanwijzend vnw.) tibi: persoonlijk vnw.
10. Ista lex antiqua dura, sed iusta esse creditur.
      Men gelooft, dat die oude wet hard, maar rechtvaardig is. (Nomin. cum Inf., NCI)
      ista: aanwijzend vnw.
11. Romani ignorabant, quae fortuna exercitus victi esset.
      De Romeinen wisten niet, wat het lot van het overwonnen leger was.
      quae: vragend vnw.
12. Cum omni sua familia in eundum vicum migravisse dicitur.
      Men zegt dat hij met heel zijn familie naar hetzelfde dorp is verhuisd. (NCI)
      sua: bezittelijk vnw.
13. Multi eorum Romam venerant, ut aliquid novi viderent audirentque.
      Velen van hen waren naar Rome gekomen, om iets nieuws te zien en horen.
      eorum: van is, ea, id (aanwijzend vnw.) aliquid: onbepaald vnw.
14. Hanc orationem nuper abs te habitam legere nondum potui.
      Deze redevoering, onlangs door jou gehouden, heb ik nog niet kunnen lezen.
      hanc: aanwijzend vnw. te: persoonlijk vnw.
15. Rogamus, quis nostrum istam servitutem miseram ferre possit.
      Wij vragen, wie van ons die ellendige slavernij kan verdragen.
      quis: vragend vnw. nostrum: persoonlijk vnw. istam: aanwijzend vnw.
16. Nescimus, de qua re istud oraculum consuluerit.
      Wij weten niet, over welke zaak hij dat orakel heeft geraadpleegd.
      qua: vragend vnw. istud: aanwijzend vnw.
17. Quid est, Catilina, quod te iam in hac urbe delectare possit?
      Wat is er nog, Catilina, dat jou nog plezier kan doen in deze stad?
      quid: vragend vnw. quod: relativum te: persoonlijk vnw. hac: aanwijzend vnw.
18. Milites perterriti ad id, quod ab aliis audiverant, sui aliquid timoris addebant.
      De zeer geschrokken soldaten voegden aan dat wat ze van anderen hadden gehoord iets van hun eigen angst toe.
      id: van is, ea, id (aanwijzend vnw.) quod: relativum sui: bezittelijk vnw. aliquid: onbepaald vnw.
19. Quot discipuli heri in schola non fuerunt? Aliquot, sed non tot, quot hodie!
      Hoeveel leerlingen waren gisteren niet op school? Een aantal, maar niet zoveel als vandaag!
      quot: vragend vnw. aliquot: onbepaald vnw. tot, quot: correlativa
20. Quantum vini potavisti? Aliquantum, sed non tantum, quantum fratres mei!
      Hoeveel wijn heb je gedronken? Heel wat, maar niet zo veel als mijn broers!
      quantum: vragend vnw. aliquantum: onbepaald vnw. tantum, quantum: correlativa mei: bezittelijk vnw.

Oefening 3 :

1. Si quid dixisset, nihil respondissem.
    Als hij iets had gezegd, had ik niet geantwoord.
    coni. irrealis
2. Viatores caveant, ne a latronibus occidantur.
    Reizigers moeten uitkijken, dat ze niet door rovers worden gedood.
    caveant: adhortativus occidantur: finalis (na ne)
3. Hannibal impetravit, ut portae ab oppidanis aperirentur.
    Hannibal kreeg het voor elkaar, dat de poorten door de stedelingen werden geopend.
    coni. finalis (na ut)
4. Nisi quod praemium accepisset, hoc opus non perfecisset.
    Als hij niet een of andere beloning had gekregen, had hij dit werk niet afgemaakt.
    coni. irrealis
5. Aqua tam frigida est, ut natare non audeam.
    Het water is zo koud, dat ik niet durf te zwemmen.
    coni. consecutivus - gevolg (na ut ... non...)
6. Timebant, ne quo morbo affecti essent.
    Zij waren bang, dat ze door een of andere ziekte waren aangedaan.
    coni. na werkwoord van vrees
7. Custodes, cavete, ne captivi fugiant!
    Wachters, kijk uit, dat de gevangenen niet vluchten!
    coni. finalis (na ne)
8. Cum fugeret, ab aliquo equite interfectus est.
    Toen / Omdat / Hoewel hij vluchtte, is hij door een of andere ruiter gedood.
    coni. na cum: temporeel, causaal of concessief? wordt bepaald door kontekst.
9. Si fugissent, gloriam non peperissent.
    Als ze waren gevlucht, hadden ze geen roem verworven.
    coni. irrealis
10. Metuebant, ne omnia bona sua ab hostibus iratis raperentur.
      Zij waren bang, dat al hun bezittingen door de boze vijanden werden geroofd.
      coni. na werkwoord van vrees
11. Tantus Gallorum numerus erat, ut nostri a legato vallo continerentur.
      Het aantal Galliėrs was zo groot, dat onze mannen door de onderbevelhebber binnen de wal werden gehouden.
      coni. consecutivus - gevolg (na ut)
12. Ad unum omnes occisi essent, nisi terga dedissent.
      Zij waren allen tot de laatste man gedood, als ze niet op de vlucht waren geslagen.
      coni. irrealis
13. Dux noster timebat, ne quem dolum Hannibal pararet.
      Onze aanvoerder was bang, dat Hannibal een of andere list plande.
      coni. na werkwoord van vrees
14. Si culpa vacui essetis, non timeretis, ne puniremini.
      Als jullie vrij van schuld waren, waren jullie niet bang, dat je werd gestraft.
      coni. irrealis
15. Dux imperaverat, ut castra in fluminis ripa ponerentur.
      De aanvoerder had bevolen, dat het kamp op de oever van de rivier werd opgeslagen.
      coni. finalis (na ut)
16. Socii in periculum veniebant, ne a Romanis non iuvarentur.
      De bondgenoten liepen het gevaar, dat zij niet door de Romeinen werden geholpen.
      coni. na een woordcombinatie die functioneert als een werkwoord van vrees;
      daarom: het voegwoord ne en de ontkenning non