Correctie Les 71

Oefening 1 :

1. Noli me tangere!
    Je moet me niet aanraken! Raak me niet aan!
    noli + inf.: verbod
2. Nescimus, qua de causa tam subito patriam reliquerit.
    Wij weten niet, om welke reden / waarom hij zo plotseling het vaderland heeft verlaten.
    reliquerit: 3e ev. perf. coni. act.: indirecte vraag
    directe vraag zou zijn: qua de causa reliquit?
3. Caesar equites praemittit, qui videant, quas in partes hostes iter faciant.
    Caesar stuurt ruiters vooruit, die moeten kijken, naar welke delen / in welke richting de vijanden hun reis maken.
    videant: 3e mv. coni. praes. act.: finale relatieve bijzin
    faciant: 3e mv. coni. praes. act.: indirecte vraag
    directe vraag zou zijn: quas in partes faciunt?
4. Cur mihi non credidisti, qui tibi verum dixerim?
    Waarom heb je mij niet geloofd, die jou (toch) de waarheid heb gezegd / hoewel ik je de waarheid heb gezegd?
    dixerum: 1e ev. coni. perf. act.: tegenstelling in relatieve bijzin (concessivus)
5. Cognoscite hanc rem, iudices, et decernite!
    Leer(t) deze zaak kennen, rechters, en beslis(t)!
    cognoscite en decernite: imperativus mv.
6. Miles cum domum intrasset, ubi esset transfuga, quaesivit.
    (intrasset is een nevenvorm van intravisset: 3e ev. plqpf. act. coni.)
    Toen de soldaat het huis was binnengegaan, vroeg hij, waar de overloper was.
    esset: 3e ev. coni. imperf.: indirecte vraag
    directe vraag zou zijn: ubi est?
7. Non facile reperiuntur homines, qui dolores patienter ferant.
    Het is niet makkelijk om mensen te vinden, die pijn(en) geduldig (ver)dragen.
    ferant: 3e mv. coni. praes. act.: definiėrende coniunctivus in relatieve bijzin
8. Virgines Vestales in urbe custodiunto ignem sempiternum!
    De Vestaalse Maagden moeten het eeuwigdurende vuur in de stad (Rome) bewaken!
    ouderwetse (archaische) imperativus 3e mv.
9. Cum pater quaereret, ubi fuisset, nihil respondere potuit.
    Toen vader vroeg, waar hij was geweest, kon hij niets antwoorden.
    fuisset: 3e ev. coni. plqpf.: indirecte vraag
    directe vraag zou zijn: ubi fuisti?
10. A Gallis undique circumventus legatus noster, qui nihil providisset, quid faceret nesciebat.
      Toen hij van alle kanten door de Galliėrs was omsingeld, wist onze onderbevelhebber, die niets had voorzien / omdat hij niets had zien aankomen, niet wat hij moest doen.
      providisset: 3e ev. coni. plqpf. act.: causale relatieve bijzin
      faceret: 3e ev. coni. imperf. act.: indirecte vraag
(De legatus zal hebben geroepen: quid faciam? wat moet ik doen? een coniunctivus dubitativus in de hoofdzin, die tegelijk een directe vraag is. Een coniunctivus in een vraagzin blijft uiteraard een coniunctivus, wanneer de vraagzin indirect wordt.)
11. Ne arma sumpseritis neve bellum gesseritis!
      Neem(t) de wapens niet op en voer(t) geen oorlog!
      sumpseritis en gesseritis: 2e mv. coni. perf. act.: ne + coni. perf.: verbod
12. Romani ignorabant, quae fortuna exercitus victi esset.
      De Romeinen wisten niet, wat het lot van het overwonnen leger was.
      esset: 3e ev. coni. imperf.: indirecte vraag
      directe vraag zou zijn: quae fortuna est?
13. Oppidani, qui pro patria ac moenibus pugnarent, fortiter vallum defendere.
      (defendere is een nevenvorm van defenderunt: 3e mv. perf. act. indic.)
      De stedelingen, die voor het vaderland en de muren vochten / wilden vechten / omdat zij vochten voor ..., verdedigden dapper de wal.
      pugnarent: 3e mv. coni. imperf. act.: relatieve bijzin, de coni. drukt doel uit? of oorzaak?
14. Nescimus, qua de re istud oraculum consuluerit.
      Wij weten niet, over welke zaak / waarover hij dat orakel heeft geraadpleegd.
      consuluerit: 3e ev. coni. perf. act.: indirecte vraag
      directe vraag zou zijn: qua de re consuluit?
15. Nolite tegere hanc rem turpissimam!
      Jullie moeten deze zeer schandelijke zaak niet bedekken!
      nolite + inf.: verbod
16. Legati ab hostibus sunt missi, qui cum Caesare de pace agerent.
     Er zijn gezanten door de vijanden gestuurd, die met Caesar over vrede moesten onderhandelen / om met C. over vrede te onderhandelen.
      agerent: 3e mv. coni. imperf. act.: finale relatieve bijzin