Correctie Les 68

Oefening 1

1. Ossa utriusque amantis in eodem sepulcro composita sunt.
De beenderen van beide geliefden zijn in hetzelfde graf bijgezet.
2. In ipsis periculis uterque centurio eandem virtutem non praebuit.
In de gevaren zelf betoonden beide honderdmannen niet dezelfde moed.
3. Eodem tempore litterae ex Sardinia Siciliaque ad eandem rem pertinentes Romam missae sunt.
Op hetzelfde tijdstip zijn brieven uit Sardinia en Sicilia, die betrekking hadden op dezelfde zaak, naar Rome gestuurd.
4. Puer in hortum cum curreret, in ipso limine cecidit.
Toen de jongen naar de tuin rende, viel hij juist op de drempel.
5. Omnes equites, qui ex ipsa caede fugerant, incolumes in castra venerunt.
Alle ruiters, die uit het bloedbad zelf gevlucht waren, kwamen ongedeerd in het kamp.
6. Eodem loco manere dux ipse milites iusserat.
De aanvoerder zelf had de soldaten bevolen op dezelfde plaats te blijven.
7. Frater eius et ipse vir fortissimus eandem gloriam sibi pariet.
Zijn broer, eveneens een zeer dapper man, zal zich dezelfde roem verwerven.
8. Mittuntur legati ad finitimos et ipsos bellum cupientes.
Gezanten worden naar de buren gestuurd, die zelf ook oorlog willen.
9. Nisi quis prohibuisset, se ipsum vulneravisset.
Als iemand het niet verhinderd had / hem niet had tegengehouden, had hij zich zelf verwond. (coni. irrealis)
10. Ipso die natali pater eius consul creatus est.
Juist op zijn verjaardag is zijn vader tot consul gekozen.
11. Postero die Helvetii castra ex eo loco movent idemque facit Caesar.
De volgende dag breken de Helvetii hun kamp op van die plek en Caesar doet hetzelfde.
12. Hic reus iterum interrogatus non eadem dixit quae antea.
Toen deze beklaagde opnieuw werd ondervraagd, zei hij niet hetzelfde als tevoren.
13. Hoc ipsum tibi narrare mihi iam in animo erat.
Ik was al van plan om juist dit aan jou te vertellen.
14. In eodem horto erat arbor pulcherrima, quae ab avo meo ipso posita erat.
In dezelfde tuin was een zeer mooie boom, die door mijn grootvader zelf geplant was.

Oefening 2 :

1. Omnium Gallorum fortissimi sunt Belgae, propterea quod proximi sunt Germanis. Qua de causa Helvetii quoque reliquos Gallos virtute superant.
Van alle Galliërs zijn de Belgen het dapperst, daarom omdat zij het dichtst bij de Germanen zijn/wonen. Om welke reden ... / En daarom overtreffen de Helvetii ook de overige Galliërs in moed.
2. Proximum Helvetiorum finibus oppidum est Genava. Ex eo oppido pons ad Helvetios ducit.
De stad die het dichtst bij het gebied van de Helvetii ligt is Genava (Genève). Van die stad leidt een brug naar de Helvetii.
3. Caesari nuntiatur Helvetiis esse in animo per agrum Sequanorum et Haeduorum iter facere. Quam ob causam ei munitioni, quam inter lacum Lemannum ac montem Iuram fecerat, Titum Labienum legatum praefecit.
Aan Caesar wordt bericht, dat de Helvetii van plan zijn door het akkerland van de Sequani en Haedui te trekken. Om welke reden ... / En daarom stelde hij Titus Labienus als onderbevelhebber aan het hoofd van die versterking, die hij tussen het meer van Leman en het Juragebergte had gemaakt.
4. Helvetii iam in Haeduorum fines pervenerant. Haedui, cum se suaque ab iis defendere non possent, legatos ad Caesare mittunt rogatum auxilium.
De Helvetii waren al in het gebied van de Haedui aangekomen. Omdat de Haedui zichzelf en hun bezittingen niet konden verdedigen tegen hen, sturen zij gezanten naar Caesar om te vragen om hulp.
5. Flumen est Arar, quod per fines Haeduorum et Sequanorum in Rhodanum influit. Id Helvetii ratibus iunctis traiciebant.
De Arar is een rivier, die door het gebied van de Haedui en de Sequani in de Rhône stroomt. Deze rivier staken de Helvetii over met vastgebonden vlotten.
6. Caesar ad eam partem Helvetiorum pervenit, quae nondum flumen traiecerat. In quos cum impetum fecisset, magnam eorum partem occidit.
Caesar kwam aan bij dat deel van de Helvetii, dat de rivier nog niet was overgestoken. Toen hij een aanval op hen had gedaan, doodde hij een groot deel van hen.
7. Hanc ob cladem Helvetii legatos ad eum mittunt. Cuius legationis Divico princeps fuit.
Wegens deze vernietigende nederlaag sturen de Helvetii gezanten naar hem. Van welk gezantschap ... / Van dat gezantschap was Divico de leider.
8. Postremo Helvetii profligati et in suos fines reverti coacti sunt. Quae omnia legimus in libro, quem Caesar de bello Gallico scripsit.
Tenslotte zijn de Helvetii verslagen en gedwongen naar hun eigen gebied terug te keren. Welke dingen wij allemaal ... / Dat lezen wij allemaal in het boek, dat Caesar over de oorlog in Gallia heeft geschreven.

Oefening 3:
Vertaal de volgende zinnen:


1. Homo sum; humani nil a me alienum puto. Quis id dixit? Terentius. Qui vir fuit Terentius? Poeta comicus.
Ik ben een mens; niets menselijks acht ik vreemd aan mij. Wie heeft dat gezegd? Terentius. Wat voor man was Terentius? Een blijspeldichter.
2. Quisquis id dixit, vir sapiens fuit.
Wie dat ook maar gezegd heeft was een wijs man.
3. Quibuscumque in terris erraveris, semper in patriam reventurum esse te puto.
In welke landen je ook maar hebt rondgedwaald, ik denk dat je altijd naar je vaderland zal terugkeren.
4. Cuius hic liber sit, rogas? Meus est, sed quare roges, nescio.
Van wie dit boek is, vraag je? Het is van mij, maar waarom je dat vraagt weet ik niet.
5. Subito accurrit nescio quis magna voce clamans hostes appropinquare.
Plotseling kwam ik weet niet wie aanrennen en riep met luide stem, dat de vijanden naderden.
6. Quidquid id est, timeo Danaos et dona ferentes.
Wat dit ook maar is, ik vrees de Grieken, ook als ze geschenken brengen.
(De woorden van Laocoon, toen hij de Trojanen waarschuwde voor het houten paard.)
7. Rogamus atque oramus, ut, quidquid deliquerit, ei veniam detis.
Wij vragen en smeken, dat jullie hem, wat hij ook heeft misdaan, vergiffenis schenken.
8. Quacumque de causa legati venerunt, eos audiri oportet.
Om welke reden ook maar de gezanten zijn gekomen, het hoort, dat er naar hen geluisterd wordt.
9. Iam habes quod cupiebas. Quid est quod iam amplius optas?
Je hebt al wat je verlangde. Wat is het dat je nog meer wenst?
10. Mortem ne timeas. Mors quid sit, primum considera.
Je moet de dood niet vrezen. Overweeg eerst, wat (voor iets) de dood is.
11. Puta quaecumque tibi acciderint, a diis tibi data.
Meen, dat welke dingen jou ook maar zijn overkomen, dat die door de goden aan jou zijn gegeven.
12. Quot quique reges post Romulum fuerint, enumerate.
Som(t) op, hoeveel koningen er allemaal na Romulus zijn geweest.
13. Quaerentibus amicis, cui regnum relinqueret, Alexander, ei qui esset optimus, respondit.
Zijn vrienden die vroegen, aan wie hij het koningschap naliet, antwoordde Alexander: aan hem, die het beste was.
14. Undique ab hostibus circumventus dux ignorabat, utram in partem contenderet quove in loco castra poneret.
Van alle kanten door de vijanden omsingeld wist de aanvoerder niet, naar welke kant hij moest vechte of op welke plaats hij zijn kamp moest opslaan.

NederLatijn

1. Camera Obscura (Hildebrand).
    Donkere kamer.
2. Proficiat!
    Moge het helpen!
3. Sub sole nihil perfectum.
    Onder de zon is niets volmaakt.
4. Nihil novi sub sole.
    Niets nieuws onder de zon.
5. Semper florens.
    Altijd bloeiend.
6. Stante pede.
    Op staande voet.
7. Summum ius, summa iniuria.
    Het hoogste recht, het grootste onrecht.
8. Vox clamantis in deserto.
    De stem van een roepende in de woestijn.
9. Status quo; status quo ante.
    De toestand waarin; de toestand waarin tevoren.
10. Terminus a quo; terminus ante (ad) quem (begin- en eindpunt)
      Het tijdstip vanaf welk; het tijdstip voor welk.
11. Qualitate qua.
      In welke hoedanigheid.
12. Hora ruit, tempus fluit.
      Het uur stormt voorbij, de tijd stroomt.
13. Quod licet Iovi, non licet bovi.
      Wat Juppiter mag, mag een rund niet.
14. Quae nocent, docent.
      wat schaadt, onderwijst.
15. Post nubila lux.
      Achter de wolken schijnt de zon.
16. Rumor in casa (onenigheid).
      Rumoer in huis.
17. Simplex veri sigillum (Boerhaave).
      Eenvoud is een teken van het ware. 
18. Homo novus. 
      Een nieuwe man.
19. Spes patriae (jeugd).
      De hoop van het vaderland.
20. Vanitas vanitatum et omnia vanitas (Prediker).
      IJdelheid der ijdelheden en alles is ijdelheid.