Correctie Les 67

Oefening 1

1. Canes latrantes non mordent: attributief: Blaffende honden bijten niet.
Canes latrantes non mordent: predicatief:
Als / wanneer / terwijl / hoewel / omdat zij blaffen, bijten honden niet.
2. Magister pueros ridentes punit: attr.: De meester straft de lachende jongens.
Magister pueros ridentes punit: pred.:
De meester straft de jongens, terwijl / omdat / wanneer zij lachen.
3. Cur senatus leges iam abolitas denuo valere iussit?
Waarom heeft de senaat bevolen, dat de reeds afgeschafte wetten opnieuw gelden?
Cur senatus leges iam abolitas denuo valere iussit?
Waarom heeft de senaat bevolen, dat de wetten opnieuw gelden, terwijl / hoewel zij al afgeschaft zijn?
4. Aedificia urbis procella deletae reficientur.
De door een storm verwoeste gebouwen van de stad zullen worden hersteld.
Aedificia urbis procella deletae reficientur.
Omdat zij door een storm verwoest zijn, zullen de gebouwen van de stad worden hersteld.
5. Dux militibus moenia superaturis se recipere imperaverat.
De aanvoerder had de soldaten, die op het punt stonden over de muren te klimmen, bevolen zich terug te trekken.
Dux militibus moenia superaturis se recipere imperaverat.
De aanvoerder had de soldaten bevolen zich terug te trekken, hoewel zij op het punt stonden over de muren te klimmen.
6. Mater puellam territam in gremio tenuit.
Moeder hield het geschrokken meisje op schoot.
Mater puellam territam in gremio tenuit.
Moeder hield het meisje op schoot, omdat het geschrokken was.
7. Clamor hostium urbi appropinquantium ingens erat.
Het geschreeuw van de vijanden, die de stad naderden, was enorm.
Clamor hostium urbi appropinquantium ingens erat.
Het geschreeuw van de vijanden was enorm, toen zij de stad naderden.
8. Puer iam clamaturus tamen tacuit.
De jongen, die al op het punt stond te schreeuwen, zweeg toch.
Puer iam clamaturus tamen tacuit.

Hoewel de jongen al op het punt stond te schreeuwen, zweeg hij toch.

Oefening 2 :

1. Hostes proelio superati statim ad Caesarem legatos de pace miserunt.
Nadat / Omdat de vijanden in een gevecht waren overwonnen, stuurden zij meteen gezanten naar Caesar (om) over de vrede (te onderhandelen).
2. Fama est pedites per silvas errantes a feris devoratos esse.
Het gerucht gaat, dat de infanteristen, toen zij door de bossen dwaalden, door wilde dieren zijn verslonden.
3. Custodes loco cesserunt hostem iam appropinquare nuntiaturi.
De bewakers verlieten hun plaats om te berichten, dat de vijand al naderde.
4. Galli urbem captam incendere constituerunt.
De Galliƫrs besloten de ingenomen stad in brand te steken.
5. Segesta est oppidum vetus in Sicilia, quod ab Aenea fugiente a Troia atque in haec loca veniente conditum est.
Segesta is een oude stad in Siciliƫ, die door Aeneas is gesticht, toen hij vluchtte uit Troje en naar deze plaatsen kwam.
6. Cadmus sacra Iovi facturus ministros aquam petere iussit.
Toen / Omdat Cadmus offers aan Jupiter wilde brengen, beval hij de dienaren water te zoeken.
7. Timentes, ne interficerentur, ex urbe fugerant.
(Omdat zij) bang (waren), dat zij gedood werden, waren zij uit de stad gevlucht.
8. Romam veniebant legati auxilium ad bellum imminens oraturi.
Naar Rome kwamen gezanten om hulp te vragen voor de dreigende oorlog.
9. Filius patri bene monenti oboedierat.
De zoon had zijn vader gehoorzaamd, toen hij / omdat hij goed advies gaf.
10. Memoriam huius regis diu defleti numquam deponemus.
Wij zullen de herinnering aan deze lang beweende koning nooit verloren laten gaan.
11. Milites castra moturi a duce retenti sunt.
Toen de soldaten op het punt stonden het kamp op te breken, zijn zij weerhouden door de aanvoerder.
12. Dominus servos mala ex arboribus pendentia carpere iusserat.
De heer had de slaven bevolen de aan de bomen hangende appels te plukken.

Oefening 3 :

1. Utinam hi pueri magistro suo prudenti pareant!
Ach, mogen deze jongens hun wijze meester gehoorzamen! (wens: optativus)
2. Post Caesaris mortem Cicero senatui suaserat, ut Antonio bellum indiceretur.
Na de dood van Caesar had Cicero de senaat aangeraden om Antonius de oorlog te verklaren (letterlijk: opdat aan Antonius de oorlog werd verklaard: bijzin na ut, finalis, doel)
3. Facile intellegitur, cur Ciceronis ab ore totus senatus penderet.
Gemakkelijk wordt begrepen, waarom de gehele senaat aan de mond van Cicero hing. (indirecte vraag)
4. Nix tam alta erat, ut plurimi discipuli sero in scholam venerint.
De sneeuw was zo hoog / diep, dat zeer veel leerlingen te laat op school kwamen. (bijzin na ut, gevolg, consecutivus)
5. Hanc puellam ne vexaveris: nunc eius oculi tument, nasus rubet, genae pallent.
Jij moet dit meisje niet treiteren: nu zijn haar ogen gezwollen, haar neus is rood, haar wangen zijn bleek. (verbod, prohibitivus)
6. Utinam sole calido nix iam liqueat, prata vireant, arbores floreant!
Ach, moge de sneeuw eindelijk smelten door de warme zon, de weiden groen zijn, de bomen bloeien! (wens, optativus)
7. Cum magnum hoc opus esset, maius praemium eum accepisse aequum est.
Omdat dit werk groot was, is het billijk, dat hij een grotere beloning heeft gekregen. (bijzin na cum, causalis)
8. Pater animam efflaturus liberos suos monebat, ut semper ultima sua verba memoria tenerent.
Toen de vader op het punt stond zijn laatste adem uit te blazen, vermaande hij zijn kinderen, om altijd zijn laatste woorden in herinnering te houden. (letterlijk: opdat zij altijd hielden: bijzin na ut, doel, finalis)
9. Rogamus, quare hic vir optimus Roma sit amotus.
Wij vragen, waarom deze zeer goede man uit Rome is verwijderd. (indirecte vraag)
10. Codrus, rex Athenarum, pro patria deis inferis se devovet, ut morte sua Atheniensibus victoriam libertatemque conciliet.
Codrus, koning van Athene, wijdt zich voor het vaderland aan de goden van de onderwereld, om door zijn dood voor de Atheners de overwinning en de vrijheid te winnen. (letterlijk: opdat hij wint: bijzin na ut, doel, finalis)
11. Cum hostes appropinquarent, portae non statim clausae sunt.
Toen / Hoewel de vijanden naderden,zijn de poorten niet meteen gesloten. (bijzin na cum, temporeel of concessief)
12. Tibi suadere mihi liceat, ne huic viro pessimo pecuniam tuam committas; fide tua non dignus est. Caveas ergo!
Moge het mij vrijstaan jou aan te raden, dat je niet jouw geld aan deze zeer slechte man toevertrouwt; hij is jouw vertrouwen niet waard. Pas dus op! (liceat: wens, optativus; committas: bijzin na ut, doel, finalis; caveas: aansporing, adhortativus)
13. Nescimus, cur has leges diu iam abolitas denuo valere senatus iusserit.
Wij weten niet, waarom de senaat heeft bevolen, dat deze al lang afgeschafte wetten opnieuw gelden. (indirecte vraag)
14. Cum in magno periculo res publica esset, senatus consules videre iussit, ne quid res publica detrimenti caperet.
[Met deze officiële formulering werd in de Romeinse republiek de noodtoestand uitgeroepen.]

Toen / Omdat de staat in groot gevaar was, beval de senaat de consuls erop toe te zien, dat de staat niet iets (niets) van schade leed. (esset: bijzin na cum, temporeel of causalis; caperet: bijzin na ne, doel, finalis)
15. Tanta civium multitudo erat, ut multi verba oratoris audire non possent.
Zo groot was de menigte burgers, dat velen de woorden van de redenaar niet konden horen. (bijzin na ut, gevolg, consecutivus)