Correctie Les 63

Oefening 1

1. vocatis : 2e mv. praes. act.: jullie roepen
2.
spoliavisse : inf. perf. act.: te hebben beroofd
3. spectaberis : 2e ev. fut. pass.: jij zal worden bekeken
4. mutaverunt : 3e mv. perf. act.: zij hebben veranderd / zij veranderden
5. occupavisti : 2e ev. perf. act.: jij hebt bezet / jij bezette
6. pugnaverant : 3e mv. plqpf. act.: zij hadden gevochten
7. notare : inf. praes. act.: op te merken
8. amabaris : 2e ev. imperf. pass.: jij werd bemind
9. oppugnaverunt : 3e mv. perf. act.: zij hebben bestormd / belegerd / zij bestormden / belegerden
10. expugnavistis : 2e mv. perf. act.: jullie hebben veroverd / jullie veroverden
11. vastavi : 1e ev. perf. act.: ik heb verwoest / ik verwoestte
12. staturus esse : inf. fut. act.: te zullen staan
13. vetitum iri : inf. fut. pass.: verboden te zullen worden
14. secuisset : 3e ev. plqpf. act. coni.: hij had gesneden
15. iuti eramus : 1e mv. plqpf. pass.: wij waren geholpen
16. dedissemus : 1e mv. plqpf. act. coni.: wij hadden gegeven
17. iuvistis : 2e mv. perf. act.: jullie hebben geholpen / jullie hielpen
18. datum esset : 3e ev. plqpf. pass. coni.: het was gegeven
19. secabunt : 3e mv. fut. act.: zij zullen snijden
20. vetueris : 2e ev. futex. act.: jij zal hebben verboden : of : 2e ev. perf. act. coni.: jij hebt verboden / jij verbood
21. steteras : 2e ev. plqpf. act.: jij had gestaan
22. lauta erat : 3e ev. plqpf. pass.: zij was gewassen
23. stetisse : inf. perf. act.: te hebben gestaan
24. stabatis : 2e mv. imperf. act.: jullie stonden
25. das : 2e ev. praes. act.: jij geeft

Oefening 2

1. a magistro laudante : door de prijzende meester / de meester die prijst (abl.)
2. feminae oraturae (3 mogelijkheden qua naamval) : de vrouw die zal bidden / smeken (gen. dat. ev. nom. mv.)
3. solis illustrantis : de verlichtende / lichtgevende zon (gen.)
4. avibus volantibus (2) [avis, -is: vogel] : vliegende vogels (dat. abl.)
5. praemia data (2) : gegeven beloningen (nom. acc.)
6. signa ornantia (2) : sierende tekens / beelden  (nom. acc.)
7. discipulo obtemperanti : de gehoorzamende leerling (dat.)
8. patriam amatam : het geliefde vaderland (acc.)
9. aves migraturae : vogels die op het punt staan te verhuizen (nom.)
10. consuli immolanti : de offerende consul (dat.)
11. clade nuntiata [clades, -is: nederlaag, onheil] : de berichte nederlaag (abl.)
12. militibus salutantibus (2) : de groetende soldaten (dat. abl.)
13. puellarum ornantium : de versierende meisjes (gen.)
14. captivi condemnati (2) : de veroordeelde krijgsgevangenen (gen. ev. nom. mv.)
15. Italia sollicitata (2) : het verontruste Italia (nom. abl.)
16. viatori erraturo : de reiziger die zal verdwalen / op het punt staat te verdwalen (dat.)
17. mercatoris exportantis : de koopman die uitvoert (gen.)
18. Belgarum iactantium : de gooiende Belgen (gen.)

Oefening 3

1. solis terram radiis illustrantis : van de zon, die de aarde met zijn stralen verlicht
2. aves in alias terras migraturae : vogels, die op het punt staan naar andere landen te verhuizen
3. praemia militibus iam data : beloningen, die al aan de soldaten zijn gegeven
4. discipulum magistro obtemperantem : de leerling, die de meester gehoorzaamt
5. epistula in senatu recitata : de brief, die in de senaat is voorgelezen
6. signa urbem nostram ornantia : beelden, die onze stad sieren
7. viatoris per Hispaniam erraturi : van de koopman, die door Spanje zal dwalen
8. captivi a consule heri condemnati : de krijgsgevangene(n), die gisteren door de consul is (zijn)  veroordeeld
9. a mercatore vaccas exportante : door de koopman, die koeien exporteert
10. Belgae lapides in vallum iactantes : Belgen, die stenen naar de wal werpen

Oefening 4

1. Dum Romani deliberant, iam Saguntum ab Hannibale summa vi oppugnabatur.
    Terwijl de Romeinen overlegden, werd Saguntum al door Hannibal met het grootste geweld belegerd.
2. Cur custodes portas urbis iam clausas denuo aperiri vetuêre?
    Waarom hebben de bewakers verboden, dat de poorten van de stad, die al gesloten waren, weer werden geopend?
3. Clamaturus erat, sed vox faucibus haesit.
    Hij wilde gaan roepen, maar zijn stem bleef steken in zijn keel.
4. Tum barbari suo more 'victoriam' conclamant impetuque vehementi nostros perturbavêre.
    Toen riepen de barbaren naar hun gewoonte "de overwinning!" en brachten met een heftige aanval de onzen / onze mannen  in verwarring.
5. Cum in illam insulam navigaveris, ab incolis armatis fugabere.
    Wanneer je naar dat eiland bent gevaren (lett. zult zijn gevaren, futex.), zul je door gewapende inwoners verjaagd worden.
6. Iudex reum condemnaturus erat; tunc misericordia commotus eum culpa liberavit.
    De rechter stond op het punt de beklaagde te veroordelen; toen, door medelijden bewogen, bevrijdde hij hem van schuld.
7. Magnas Hannibalis virtutes ingentia vitia aequabant.
    Enorme fouten / gebreken evenaarden de grote deugden van Hannibal.
8. Romani clam frumentum in oppidum, quod a Poenis oppugnabatur, importabant.
    De Romeinen voerden stiekem graan in in de stad, die door de Carthagers werd belegerd.
9. Quare nuper in illam longinquam terram navigastis?
    Waarom zijn jullie kort geleden naar dat verre land gevaren?
10. Dum Cadmus ingens anguis corpus spectat, vox subito audita est: 'Quid serpentem abs te necatum spectas? Et tu spectabere serpens!'
      Terwijl Cadmus naar het enorme lichaam van de slang keek, is / werd plotseling een stem gehoord: 'Waarom kijk jij naar de door jou gedode slang? Ook jij zal als slang bekeken worden!'
11. Daedalus dedit oscula Icaro filio pennisque levatus ante eum volat.
      Daedalus gaf kussen aan zijn zoon Icarus en opgetild door zijn vleugels vloog hij voor hem uit.
12. Quis non laudat Fabricium negantem pecuniam, quam Pyrrhus dabat?
      Wie prijst niet Fabricius, die het geld weigerde / omdat hij het geld weigerde, dat Pyrrhus gaf / wilde geven?
13. Galli Hannibali occursant in ripa Rhodani quatientes scuta super capita. 
      De Galliërs snellen Hannibal tegemoet op de oever van de Rhone, hun schilden boven hun hoofden schuddend.
14. Quo acrius utrimque pugnabant, eo plures vulnerati sunt. 
      Hoe feller zij van beide kanten vochten, des te meer zijn / werden gewond.